maandag 24 april 2017

Een dagje meelopen met een lactatiekundige

Je kent het wel: een feestje met een grote groep mensen die je wel herkent, maar niet kent. Met een glaasje en een hapje kom je zo eens met elkaar in gesprek over meer dan alleen maar het weer. Bijvoorbeeld over je werk. Dat is al een heel verschil met nog maar krap 20 jaar geleden, toen je als moeder met een kleintje standaard gevraagd werd: werk je? Ja, natuurlijk, dacht ik dan altijd ietwat verbolgen. Hoe de maatschappij en de mens verandert, merk ik aan mijn eigen reactie van vandaag de dag op de vraag: wat voor werk doe je? Ofschoon ik als zelfstandige werk, vraag ik me altijd af waarom niet eerst wordt gevraagd of ik wel werk. Dat je als moeder werkt, hoort kennelijk tegenwoordig gewoon zo; ik vind het alleen wel jammer dat je als ouders tegenwoordig haast geen keuze meer lijkt te kunnen maken. Het optimum van samen bepalen wie er hoeveel betaald werk doet in een gezin, lijken we al voorbij te zijn geracet.
Terug naar de vraag wat voor werk ik doe. Het antwoord "lactation consultant" heeft er in de VS ooit eens toe geleid dat iemand me bewonderenswaardig toelachte en zei: "Wow, een vrouw nog wel, die zie je niet veel. Waar werk je zoal?" Het duurde een tijdje voor we beiden in de gaten hadden dat hij dacht te hebben verstaan electrician. Gelukkig konden we er beiden smakelijk om lachen en ik denk dat hij een van de weinige mannen van zijn leeftijd is (nu met pensioen) in de VS die nooit meer vergeet wat een lactatiekundige doet. Want dat is dan vaak de volgende vraag die dan opborrelt: wat doet een lactatiekundige?
Als moeder vraag ik me op sommige dagen ook wel eens vertwijfeld af wat ik nu eigenlijk gedaan heb de hele dag. Een goede reden om die vraag eens voor mijzelf te beantwoorden.
De dag begint met opstaan, ontbijten en de gebruikelijke routine om presentabel voor de dag te komen. Dan open ik mijn telefoon voor mail en berichten, als niet al eerder de telefoon is gegaan. Ook als ik al afspraken met moeders in de agenda heb staan, check ik eerst of er berichten zijn die acute aandacht nodig hebben. Ik beantwoord vragen die zijn binnengekomen per mail of Whatsapp, beantwoord telefoontjes en beluister berichten op mijn voicemail. Tegen de tijd dat dat klaar is, is het vaak ook tijd om op weg te gaan naar mijn eerste consult als die op de planning staat. Voor consulten kleed ik mij om in kleding die tegen een stootje kan en goed heet gewassen kan worden. Je weet maar nooit: baby's hebben van die momenten dat wat er in gaat. En soms vang ik dat op.
De rest van de dag bestaat voorts uit het consult, op drukke momenten een tweede consult, verslaglegging, vragen beantwoorden die binnen komen en vaak een moment van contact met moeders waar eerder die dag of dagen ervoor een consult is geweest. We willen allemaal graag weten of de ingeslagen weg de goede is voor moeder en baby. Ook terugkoppelen naar zorgverleners hoort erbij. Het kost af en toe wat moeite en telefoon pingpongen om elkaar aan de lijn te krijgen. Dat is weleens aanleiding tot grappige momenten met collega's of verloskundigen, die in de regel ook met onvoorspelbare dagen te maken hebben.
Omdat ik mijn eigen tijd redelijk flexibel kan indelen, ben ik meestal thuis op het moment dat de jongste uit school komt. Opruimen, een verslagje, literatuur studie of wat administratie kunnen dan in kleine stapjes afgerond worden. Niet zelden kijk ik met een tevreden gevoel op zo'n dag terug, in de wetenschap dat er weer moeders een stukje verder geholpen zijn op hun pad van avontuur dat moederschap heet. Die tevredenheid komt voort uit het prettig mijn werk kunnen doen. Daarnaast neem ik ook altijd een stukje zorg en bezorgdheid mee de volgende dag in. Pas na het afsluiten van de zorg aan een moeder-kind paar, gaat dat laadje in mijn hoofd en hart dicht om weer te openen bij een volgende ontmoeting. Leuk is dan ook de verrassing als je een moeder later tegenkomt in het dorp, of op een mama café of andere gelegenheid. Dan geniet ik even met de moeder mee van de rijkdom die haar baby haar geeft. En zo voelt mijn leven als lactatiekundige ook: rijk gevuld met de bezigheden die bij dit mooie beroep horen.

woensdag 5 april 2017

Uit mijn tuin

Het voorjaar is losgebarsten. Na toch wel wat koude en witte dagen, was daar ineens, bijna binnen 48 uur, Het Voorjaar. In rap tempo smolt sneeuw weg, werden blad en bloesem knoppen allengs dikker en zie, de eerste krokussen, sneeuwklokjes en andere vroegbloeiers staken hun kopjes zelfverzekerd boven de grond. Het was kort en bondig genieten voor iedereen voor het weer kouder werd. En toch, met zekere regelmaat zijn er telkens een paar warme, mooie dagen. 



Zelf vind ik de afwisseling tussen mooi weer en minder mooi weer wel fijn. Allereerst vanwege het verschil in seizoenen, maar toch ook omdat ik als zelfstandig ondernemer niet elke dag kan verdoen met rondwandelen in de zon. Er moet ook geld verdiend worden.


Een jaarlijks weerkerend gebeuren in mijn mooie dorp, is de opening van de ijssalon, die heel vaak ongeveer samenvalt met het ontluiken van de bloesembomen in het plantsoen. Dan weet iedereen: officieel is het voorjaar. Het is wel zaak om snel je foto te maken, want na enkele dagen en met een beetje wind, is de witte pracht weer verdwenen. De zoektocht naar andere bewijzen van het gearriveerde voorjaar, gaat echter voort.


Niet alleen mensen genieten van het warmer wordende weer en de ontluikende natuur: ook dieren die de lange winter achter de kachel hebben gelegen (gebeurt dat nog?) genieten van de dag tot ze de laatste zonnestralen hebben opgevangen.


Tijd om weer in de tuin aan de slag te gaan. Daarover meer in een ander bericht.

Interview

Een interview over mijzelf, het ging dus echt gebeuren. Over mijn leven als grotendeels alleenstaande ouder, liefde op afstand, wat dat doet met je gezin, jezelf, je relatie.

Het voelt een beetje als een trouwdag zonder partner. Of een ziekenhuisopname zonder ziekte. Een bevalling zonder baby. Een afstudeer bijeenkomst zonder diploma.Een verjaardag zonder taart, cadeautjes of bezoek (nou ja, behalve degene die het interview af nam).

Voor een moeder van vier kinderen die zelf ook nog werkzaam is in een beroep waarbij je anderen verder op weg helpt, is zo'n moment waarbij alle aandacht naar mijzelf en mijn belevingswereld gaat op zijn minst onwennig en zeker ook bizar te noemen. Een klein regeltje in een email naar een damesblad triggerde bij een redacteur iets waardoor er een uitnodiging kwam voor een interview. Het gesprek duurde drie uur. Ik had nog wel uren door kunnen praten. Dat krijg je als je de enige volwassene in huis bent (sorrie kids, jullie doen te veel je eigen ding op je eigen kamer om als gezelschap in huis te tellen). Ik ben steeds meer gaan praten in de afgelopen jaren als alleenstaande moeder (sorrie partner, je bent te veel, te lang van huis om mijzelf geen alleenstaande moeder te noemen). Vroeger was ik de stilste van mijn broers en zussen. Niet meer. Ik kan wat afkletsen. Gelukkig voor mijn kinderen en klanten, kan ik nog wel goed luisteren. En vragen stellen. Vragen die voortkomen uit mijn eigen ervaringen, kennis, en het luisteren naar anderen. Want als wijsheid uit mijn eigen, saaie leventje als bijna thuiszittende bijna alleenstaande moeder voort moet komen, dan vrees ik het ergste. 

De uitnodiging voor het interview triggerde bij mijzelf ook iets. iets dat er al jaren is, dat af en toe opleeft, en dat nu dus wederom vorm krijgt door middel van dit blog. Een poging om al die voorbij stormende ideeën en andere hersenspinsels in een soort van structuur genoteerd te krijgen. Zodat ik het later zelf nog eens terug kan lezen. Fijn dat het wereld wijde web daar een plek voor heeft. Met de gedachte dat het makkelijk delen is met iedereen. De werkelijkheid voor mij is dat ik zelf geen zin heb om meters notitieblokken een plek te geven in mijn huis, maar alles lekker kan opslaan ergens in een wolk. Roze, zwarte, met een gouden randje, maakt niet uit. Eigenlijk een interview voor en door mijzelf.
Allesaanelkaargeschreven

Als kind schreef ik al. Op de oude, zwarte typemachine van mijn ouders typte ik hele verhalen. Boeken eigenlijk. Ik scheurde oude schoolschriften stuk en gebruikte de losse vellen om in de typemachine te winden en te typen. Het was een afgedankt apparaat en ondanks schoonborstelen met staatlborstel vulde de ronde letters geheel op vanwege slijtage aan de letters. Het tweekleurig lint was ernstig verdroogd en versleten; je moest goed kunnen zien om mijn hersenspinsels te kunnen ontcijferen. Toch vervulde het me om blad na blad te vullen, tot het moment dat ik andere wegen vond om mijn dagelijkse gang van zaken op school en met vriendinnetjes te verwerken en vorm te geven. Nadat ik eerst geruime tijd alles met een pen aan papier toevertrouwde (ik vond het heerlijk om te schrijven, wat dan ook, het geluid, gevoel en, dankzij de vulpen, de geur!) kwam de volgende vorm van mijn flintertje creatieve expressie aan bod: fotografie.

Toch heeft het plezier van schrijven mij nooit verlaten. In schoolkranten, op websites, in tijdschriften: in de loop der jaren is er een inmiddels aardige hoeveelheid tekst van mijn hand verschenen.

Door mijn langdurige verblijf in de VS en mijn wens om daar een opleiding te gaan volgen, ontstond zelfs de noodzaak om in het Engels te schrijven. Ik probeerde eerst onder het verplichte vak English Writing uit te komen, maar men trapte er niet in: ik had niet eerder in een Engelstalig land op school gezeten en moest dus eerst een test doen om in te schatten op welk niveau ik mocht meedoen. Dat deed ik, en pas nadat ik naar aanleiding van de testresultaten op het hoogste niveau ging inschrijven, kwam men erachter dat ik als buitenlander eerst een reeks andere cursussen had moeten volgen alvorens aan deze cursus te kunnen beginnen. Maar vanwege de positieve resultaten van de toelatingstest, mocht ik toch door. Engels! De taal waarin in op school het slechts was! Het is voor mij, als opgeleid lerares Frans wel duidelijk: volledige, herhaaldelijke blootstelling aan de vreemde taal doet veel meer dan jaren in de schoolbanken op een moment dat het je interesses veel meer bij die jongen met donkere krullen en die mooie bruine ogen liggen.

De cursus ging prima, er volgde er nog een. En vele andere vakken, die allemaal een onderdeel gemeen hadden: de "mid-term paper". Een begrip in de VS. Vrijwel elk vak dat je volgt, vraagt van je dat je een paper schrijft waarvoor je een literatuur onderzoek moet doen. De paper moet een degelijke opbouw hebben, zijn voorzien van duidelijke inleiding, hoofdtekst met argumenten en eindconclusie en een tot in de puntjes kloppende lijst met referenties bevatten. Het is heel makkelijk om punten te verliezen, daarom ben ik best wel trots dat ik voor al mijn papers een hoge score haalde. Ik denk dat mijn passie voor schrijven mij bij het vervullen van deze opdrachten flink heeft geholpen.

Schrijven dus. Al jaren roep ik, net als bijna elke andere Amerikaan, dat ik een boek wil schrijven. Maar waarover? Het aantal onderwerpen waar mijn interesse ligt, is zeer uitgebreid. Ervaringen uit het leven dan maar? Leuke ingang, maar welke ervaringen? School, gezin, werk, milieu, politiek, geld, het ene land of het andere land, het verhuizen tussen de landen? Of toch maar die minder leuke ervaringen, zoals ziekte en ongeluk?

Dat laatste heeft er wel toe geleid dat ik de titel van dit blog snel kon kiezen. Als ik dan niet weet op welk onderwerp mijn focus zal gaan liggen en er dus waarschijnlijk een ratjetoe aan onderwerpen de revue zal passeren, dan is het aan mij om al deze onderwerpen op een of andere wijze aan elkaar te kletsen.

Allesaanelkaargeschreven dus.

woensdag 26 oktober 2016

Lantaarnstaren

Als het even kan loop ik minstens een keer per dag een eindje om. Weer of geen weer: de juiste kleren en schoenen aan en gaan.
Ik vind het heerlijk om langs de kleine stukjes land met dieren te lopen, akkers, moestuinen. Er zijn er nogal wat in de buurt waar ik woon. En dat geeft elke dag weer een ander gezicht.

Het geeft ook de kans om bewust het veranderen van de seizoenen te ondergaan. En dat is behalve fijn, ook weer even wennen. Na ruim 17 jaar in een gebied te hebben gewoond dat maar twee seizoenen kent: zomer en een paar weken wat minder goed zomerweer, vind ik het heerlijk, bijna spannend om de veranderingen van het weer te volgen. Wanneer wordt het warmer, hoeveel regent het, krijgen we onweer en hoe hard gaat het waaien? En in de winter: sneeuwt het al?

Op zoek naar een betrouwbare winterverwachting stuitte ik op een website over het weer, waar ook ruimte voor commentaren is. Het ziet er naar uit dat een vast groepje winterliefhebbers daar regelmatig checkt hoe de kansen op een koude winter zijn. Deze bezoekers laten ook commentaren achter en er was er een die er uitsprong bij mij: het ging over lantaarnstaren. Nieuw woord? Ik weet het niet. Zoektochten via Google gaan in ieder geval terug naar 2012. Ik kende het woord niet, maar het riep meteen herinneringen van mijzelf op in de jaren dat er echte winters waren en ik nog in Nederland woonde. Als de lucht zwaar en donker wordt, de temperatuur omlaag gaat, de lantaarns aangaan en er neerslag wordt verwacht, dan begint het. Je zoekt, met boek en een kop warme thee, een plekje bij het raam waar je de brandende lantaarn goed kan zien. En dan maar kijken, tegen het licht in. Zie je al wat voorbij komen in het schijnsel? En zo ja, wat is het? En hoeveel? Als je ogen dan helemaal branderig van het staren zijn en er, soms na dagen (wan) hopen en staren dan eindelijk een ieniemini vlokje voorbij dwarrelt, komt er nog een sport bij: voegen staren. Die heb ik nog niet vermeld zien staan op de weer site. 

Voegenstaren ligt in het verlengde van lantaarnstaren. Letterlijk: als in de avond het staren niets heeft opgeleverd maar de hoop nog niet ten gronde is gegaan, dan kun je eventueel overdag verder staren naar de voegen. Vooral als die minuscule vlokjes motsneeuw blijven voorbij komen. Eerst is het opletten geblazen of de witte vlokjes in bevroren staat de grond bereiken. Daarna komt het volgende stadium: blijft het vlokje bevroren? Dit stadium is afhankelijk van de luchttemperatuur vlak boven de grond en natuurlijk ook de temperatuur van de grond zelf. En die hangt weer af van de mate waarin bewuste plek wordt verwarmd door zon, huizen, ondergrondse leidingen en riolen en het materiaal zelf. In de tuinstad waar ik opgroeide, stond de lantaarn waar ik naar staarde op ooghoogte op de eerste verdieping, en logischerwijze staarde ik, nadat de eerste vlokjes voorbij waren gekomen, naar de voegen op de 30 bij 30 centimeter grijze betonnen tegels op de stoep voor ons huis. Eerst verdwijnen de vlokken in het niets. Na uren (in geval van motsneeuw) is er dan eindelijk een lichtere dan normale voeg te zien tussen het door nattigheid donkerder geworden beton. Hoera! Op het kleine randje zand ziet een heel klein beetje sneeuw de kans om te blijven liggen! Nu komt het wachten op het moment dat het of koud genoeg is geworden dat de kleine vlokjes ook op het grijze beton blijven liggen, of de vlokken in omvang toenemen zodat er meer massa is die meer warmte moet opnemen voordat ze smelt.

Tijd om de ogen rust te geven en naar wat anders te laten kijken. Koude auto's in de straat laten als eerste een wit waasje zien, vooral in de hoeken bij het voorruit en achterruit. Boomspiegels lijken ook bestrooid met poedersuiker. In de oksels van de kale takken lichten plekjes sneeuw op. De lantaarnpaal valt een beetje uit de gratie nu, want het laagje sneeuw dat zich op de hoed verzamelde, begint te smelten door de warmte van de lamp en dikke druppels water vallen naar beneden. Als er al een laagje sneeuw op straat ligt, laten deze druppels een kring van zwarte stippen achter.

Ik kan mij winters uit mijn jeugd herinneren, waar de mini vlokjes over gingen in grotere vlokken, en nog grotere vlokken, tot er uiteindelijk een dik pak sneeuw lag. Sommige winters kwamen laat, hele reeksen winters kwamen niet, een enkel begon vroeg. Een van de late winters begon rond mijn verjaardag, wat ik nog steeds het mooiste cadeau vind. Dat was de eerste winter waarin ik het lantaarn staren en voegen staren gestructureerd aanpakte. Niet zo gek, want er was een reeks sneeuwloze winters aan vooraf gegaan. Gedenkwaardig is de winter die maar niet kwam, en onverwachts en plotseling een kerstvakantie toch nog tot een goed einde bracht. De oudejaarsnacht die op deze vorstinval volgde, is tot op heden de enige nacht dat we eerder dan het vuurwerk op was naar binnen gingen vanwege de kou.



We zijn nog te vroeg in het jaar om al op een zinvolle manier te gaan staren. Vertwijfeld vraag ik me ook af of er ooit nog wel zo'n mooie, ouderwetse winter kan komen in ons landje. De winter voor ik vertrok naar California was een Elfsteden winter. Mijn man vertrok al eerder, op het moment van het startschot. Ik heb die winter de laatste schaatstocht met mijn schoonvader mogen maken, waar hij later op zijn ziekbed nog met glimmende ogen over sprak. In 2013 heb ik tijdens een vakantie in Nederland nog mogen genieten van een korte winter met een pak sneeuw een dag voor vertrek terug naar huis. Dat was een dag maximaal genieten, wandelend door Amsterdam.

Sinds 2014 woon ik in het midden van het land. Die eerste winter waren er koude weken in november, en het spande erom rond de kerst. Op 27 december voltrok zich een wonder: het midden van het land ging gebukt onder sneeuwbui die goed en lang genoeg duurde om het verkeer lam te leggen. De volgende dag scheen de zon volop: tijd voor een mooie winter wandeling. Daarna stortte de winter in, om nog even op de verjaardag van mijn dochter en mijzelf een paar buitjes met sneeuw te geven, die sneeuw opleverde die lang genoeg bleef liggen voor een foto.

Winter 2015/2016 ging de boeken in als een van de warmste ooit. En toch waren er ochtenden dat het fris genoeg was voor een mooi waasje rijp. Dit keer werd het noorden van het land verrast met ijzel en sneeuw. De Veluwe zat op het randje van het winterse gebied. Er lag wat sneeuw, maar niet echt een aaneengesloten witte deken. Dankzij de vele prachtige weersites met feedback van de bezoekers konden we online een inschatting maken van waar er genoeg sneeuw lag. Hup in de auto en er op af. En zo hebben we ook in de afgelopen winter kunnen genieten van een mooie winterwandeling.

In afwachting van de komende winter probeer ik ondertussen mijn steentje bij te dragen voor een beter klimaat. Ik fiets graag en veel, ben zuinig met energie en gebruik mijn dak om energie op te wekken en zorg ervoor dat mijn tuin zoveel groen bevat dat afwateren van regen geen probleem is en in de zomer er minder hete plekken rond mijn huis zijn. Ik koop het liefst groenten van Nederlandse bodem en kijk ook steeds kritischer naar andere producten die wellicht een onnodig grote voetstap in on kwetsbare milieu achter laten.

Misschien heeft ons klimaat wel gewoon meer lantaarnstaarders

nodig.

Lantaarnstaren

Als het even kan loop ik minstens een keer per dag een eindje om. Weer of geen weer: de juiste kleren en schoenen aan en gaan.
Ik vind het heerlijk om langs de kleine stukjes land met dieren te lopen, akkers, moestuinen. Er zijn er nogal wat in de buurt waar ik woon. En dat geeft elke dag weer een ander gezicht.

Het geeft ook de kans om bewust het veranderen van de seizoenen te ondergaan. En dat is behalve fijn, ook weer even wennen. Na ruim 17 jaar in een gebied te hebben gewoond dat maar twee seizoenen kent: zomer en een paar weken wat minder goed zomerweer, vind ik het heerlijk, bijna spannend om de veranderingen van het weer te volgen. Wanneer wordt het warmer, hoeveel regent het, krijgen we onweer en hoe hard gaat het waaien? En in de winter: sneeuwt het al?

Op zoek naar een betrouwbare winterverwachting stuitte ik op een website over het weer, waar ook ruimte voor commentaren is. Het ziet er naar uit dat een vast groepje winterliefhebbers daar regelmatig checkt hoe de kansen op een koude winter zijn. Deze bezoekers laten ook commentaren achter en er was er een die er uitsprong bij mij: het ging over lantaarnstaren. Nieuw woord? Ik weet het niet. Zoektochten via Google gaan in ieder geval terug naar 2012. Ik kende het woord niet, maar het riep meteen herinneringen van mijzelf op in de jaren dat er echte winters waren en ik nog in Nederland woonde. Als de lucht zwaar en donker wordt, de temperatuur omlaag gaat, de lantaarns aangaan en er neerslag wordt verwacht, dan begint het. Je zoekt, met boek en een kop warme thee, een plekje bij het raam waar je de brandende lantaarn goed kan zien. En dan maar kijken, tegen het licht in. Zie je al wat voorbij komen in het schijnsel? En zo ja, wat is het? En hoeveel? Als je ogen dan helemaal branderig van het staren zijn en er, soms na dagen (wan) hopen en staren dan eindelijk een ieniemini vlokje voorbij dwarrelt, komt er nog een sport bij: voegen staren. Die heb ik nog niet vermeld zien staan op de weer site. 


Voegenstaren ligt in het verlengde van lantaarnstaren. Letterlijk: als in de avond het staren niets heeft opgeleverd maar de hoop nog niet ten gronde is gegaan, dan kun je eventueel overdag verder staren naar de voegen. Vooral als die minuscule vlokjes motsneeuw blijven voorbij komen. Eerst is het opletten geblazen of de witte vlokjes in bevroren staat de grond bereiken. Daarna komt het volgende stadium: blijft het vlokje bevroren? Dit stadium is afhankelijk van de luchttemperatuur vlak boven de grond en natuurlijk ook de temperatuur van de grond zelf. En die hangt weer af van de mate waarin bewuste plek wordt verwarmd door zon, huizen, ondergrondse leidingen en riolen en het materiaal zelf. In de tuinstad waar ik opgroeide, stond de lantaarn waar ik naar staarde op ooghoogte op de eerste verdieping, en logischerwijze staarde ik, nadat de eerste vlokjes voorbij waren gekomen, naar de voegen op de 30 bij 30 centimeter grijze betonnen tegels op de stoep voor ons huis. Eerst verdwijnen de vlokken in het niets. Na uren (in geval van motsneeuw) is er dan eindelijk een lichtere dan normale voeg te zien tussen het door nattigheid donkerder geworden beton. Hoera! Op het kleine randje zand ziet een heel klein beetje sneeuw de kans om te blijven liggen! Nu komt het wachten op het moment dat het of koud genoeg is geworden dat de kleine vlokjes ook op het grijze beton blijven liggen, of de vlokken in omvang toenemen zodat er meer massa is die meer warmte moet opnemen voordat ze smelt.

Tijd om de ogen rust te geven en naar wat anders te laten kijken. Koude auto's in de straat laten als eerste een wit waasje zien, vooral in de hoeken bij het voorruit en achterruit. Boomspiegels lijken ook bestrooid met poedersuiker. In de oksels van de kale takken lichten plekjes sneeuw op. De lantaarnpaal valt een beetje uit de gratie nu, want het laagje sneeuw dat zich op de hoed verzamelde, begint te smelten door de warmte van de lamp en dikke druppels water vallen naar beneden. Als er al een laagje sneeuw op straat ligt, laten deze druppels een kring van zwarte stippen achter.

Ik kan mij winters uit mijn jeugd herinneren, waar de mini vlokjes over gingen in grotere vlokken, en nog grotere vlokken, tot er uiteindelijk een dik pak sneeuw lag. Sommige winters kwamen laat, hele reeksen winters kwamen niet, een enkel begon vroeg. Een van de late winters begon rond mijn verjaardag, wat ik nog steeds het mooiste cadeau vind. Dat was de eerste winter waarin ik het lantaarn staren en voegen staren gestructureerd aanpakte. Niet zo gek, want er was een reeks sneeuwloze winters aan vooraf gegaan. Gedenkwaardig is de winter die maar niet kwam, en onverwachts en plotseling een kerstvakantie toch nog tot een goed einde bracht. De oudejaarsnacht die op deze vorstinval volgde, is tot op heden de enige nacht dat we eerder dan het vuurwerk op was naar binnen gingen vanwege de kou.



We zijn nog te vroeg in het jaar om al op een zinvolle manier te gaan staren. Vertwijfeld vraag ik me ook af of er ooit nog wel zo'n mooie, ouderwetse winter kan komen in ons landje. De winter voor ik vertrok naar California was een Elfsteden winter. Mijn man vertrok al eerder, op het moment van het startschot. Ik heb die winter de laatste schaatstocht met mijn schoonvader mogen maken, waar hij later op zijn ziekbed nog met glimmende ogen over sprak. In 2013 heb ik tijdens een vakantie in Nederland nog mogen genieten van een korte winter met een pak sneeuw een dag voor vertrek terug naar huis. Dat was een dag maximaal genieten, wandelend door Amsterdam.


Sinds 2014 woon ik in het midden van het land. Die eerste winter waren er koude weken in november, en het spande erom rond de kerst. Op 27 december voltrok zich een wonder: het midden van het land ging gebukt onder sneeuwbui die goed en lang genoeg duurde om het verkeer lam te leggen. De volgende dag scheen de zon volop: tijd voor een mooie winter wandeling. Daarna stortte de winter in, om nog even op de verjaardag van mijn dochter en mijzelf een paar buitjes met sneeuw te geven, die sneeuw opleverde die lang genoeg bleef liggen voor een foto.

Winter 2015/2016 ging de boeken in als een van de warmste ooit. En toch waren er ochtenden dat het fris genoeg was voor een mooi waasje rijp. Dit keer werd het noorden van het land verrast met ijzel en sneeuw. De Veluwe zat op het randje van het winterse gebied. Er lag wat sneeuw, maar niet echt een aaneengesloten witte deken. Dankzij de vele prachtige weersites met feedback van de bezoekers konden we online een inschatting maken van waar er genoeg sneeuw lag. Hup in de auto en er op af. En zo hebben we ook in de afgelopen winter kunnen genieten van een mooie winterwandeling.

In afwachting van de komende winter probeer ik ondertussen mijn steentje bij te dragen voor een beter klimaat. Ik fiets graag en veel, ben zuinig met energie en gebruik mijn dak om energie op te wekken en zorg ervoor dat mijn tuin zoveel groen bevat dat afwateren van regen geen probleem is en in de zomer er minder hete plekken rond mijn huis zijn. Ik koop het liefst groenten van Nederlandse bodem en kijk ook steeds kritischer naar andere producten die wellicht een onnodig grote voetstap in ons kwetsbare milieu achter laten.

Misschien heeft ons klimaat wel gewoon meer lantaarnstaarders
nodig.